Zwijnende zwijnen

Die zwijnen op de Veluwe zwijnen toch maar. De Tweede Kamer, gespeend van enig kamerlid dat ooit zelf een kippetje heeft geslacht, heeft voorlopig besloten de drukjacht niet toe te staan. Deze wijze van jagen zou te wreed zijn. De hier toegestane en vertrouwde manier om de zwijnenstand uit te dunnen – geniepig met voer lokken en dan van lekker dichtbij afknallen – schijnt niet veel te helpen, omdat het deze herfst vergeven is van de eikels en de beukennootjes; de zwijnen hebben genoeg te vreten. En als ze daar hun buik vol van hebben, kunnen er altijd wel een paar sappige engerlingen onder de grasmatten van campings, tuinen en andere particuliere terreinen vandaan gewroet worden.

Drukjacht. Toen ik het woord voor het eerst hoorde, dacht ik dat zwijnen bij deze vorm van jagen in d’een of d’andere hoek, zoals een hek, een heg of een ander obstakel, in de verdrukking werden gebracht om daarna van lekker dichtbij te kunnen worden afgeknald. Maar nee, drukjacht blijkt gewoon gewone jacht te zijn: een jager loopt door het bos, ziet een zwijn dat van tevoren ergens door een helper is opgeschrikt en schiet het beest neer. De kans dat een jager een zwijn tegenkomt, is in ons Veluwebosje met zijn pakweg zesduizend zwijnen trouwens sowieso heel redelijk.

We weten het natuurlijk niet helemaal zeker, maar hoogstwaarschijnlijk jaagde de Cro-Magnonmens al op deze manier, ook al waren het toen mammoeten en wolharige neushoorns die op de menukaart stonden. Overigens werden deze beesten met heel wat primitievere wapens bejaagd. En na de Cro-Magnonmens waren het de Indo-Europeanen, Romeinen, Karolingers en Habsburgers die de drukjacht uitoefenden, tot aan verreweg de meeste hedendaagse jagers uit andere landen aan toe. Wat is hier gebeurd dat onze volksvertegenwoordigers gewoon jagen wreed zijn beginnen te vinden?

Dat heeft te maken met het toenemen van de bevolkingsdichtheid, het verdwijnen van echte natuur en daarmee met het vervreemden van diezelfde natuur en het leven dat daarbij hoort. Jagen werd een vies woord, maar omdat we nog wel vlees bleven eten, werden de beesten die voor de slacht bestemd zijn in overvolle hokken en stallen gepropt – lekker uit het zicht – zodat een stukje vlees bij de slager niet meer van een dier met haren en ogen afkomstig lijkt te zijn.

Toen slachthuizen nog midden in het dorp stonden, sloop ik op weg van school naar huis wel eens stiekem naar binnen om te zien hoe varkens werden geslacht. Met een gekrijs en gegil dat de trommelvliezen bijna deed scheuren, werden de beesten naar binnen gesleurd en, wild spartelend, klemgezet om met een stroomstoot te worden lamgelegd. Daarna werd de varkens de keel doorgesneden om vervolgens verder te worden verwerkt tot steeds onherkenbaarder stukjes vlees.

Zijn die welgedane volksvertegenwoordigers zich dat wel bewust wanneer zij een karbonaadje eten? Geef mij dan maar een stukje vlees van een dier dat, na een lekker lui en vrij zwijnenleventje, door een jager achterna is gelopen en afgeschoten.