Werktuig

Toen ik, ergens in een ver verleden, mijn eerste college Informatica volgde, waren de openingswoorden van de professor gewijd aan de magische krachten die de computer – toen al – werden toegedicht. Ontnuchterd moesten de studenten aanhoren dat de computer niet de alleskunner was die de mensheid zou verlossen van al haar problemen, maar slechts een ‘apparaat’ was, net als een koffiezetapparaat of een tostiapparaat.

Nog altijd is de computer niet meer dan een apparaat. Een betrekkelijk simpel apparaat bovendien, gemaakt van kunststof en metaal, dat voortdurend gekoeld moet worden, lawaai maakt en meestal voorzien is van een gedrocht van een besturingssysteem dat vaak secondenlang nodig heeft om de meest eenvoudige opdrachten uit te voeren. Een apparaat waar over honderd of tweehonderd jaar net zo hard om gelachen zal worden als wij nu doen om een morse-apparaat.

Tegenwoordig zijn veel computers met elkaar verbonden via een geheel dat we internet noemen. Dat internet wordt door sommige mensen bejubeld als een virtuele wereld die wij op elk gewenst moment kunnen betreden en een nieuwe dimensie verleent aan ons prozaïsche aardse bestaan. In werkelijkheid is het internet niets anders dan een aantal aan elkaar geknoopte computers, rekenapparaten die van dezelfde eenvoudige materialen zijn gemaakt en net zo veel lawaai maken als uw eigen rekenapparaat.

Wanneer u uw documenten ergens vanuit de cloud ophaalt, berichten kakelt naar Jan en alleman of uw profiel updatet op uw social network, stapt u niet als virtuele gestalte de cyberspace binnen, maar doet u niets anders dan elektronisch gegevens uitwisselen met een andere computer die zich elders bevindt en via een aantal kabeltjes of een bepaalde frequentie is verbonden met uw eigen computer. Het zijn precies dezelfde principes die dan in werking treden als bij de morse-apparaten van weleer.

Er zijn zelfs mensen die veronderstellen dat computers het op enig moment voor het zeggen zullen krijgen en de mens naar het tweede plan zullen verwijzen. Ze kunnen immers sneller rekenen, meer onthouden en worden niet gehinderd door emoties. Ze kunnen veel sneller gevuld worden met veel meer kennis en hun kennis kan ook gemakkelijk van de ene naar de andere computer worden overgeheveld. Doordat ze van simpele materialen zijn gemaakt, kunnen ze ook eenvoudiger operationeel worden gehouden dan mensen – ze worden niet ziek en hebben niet zulke ingewikkelde brandstoffen nodig als mensen.

Ongetwijfeld zullen computers ook intelligenter worden dan mensen. Kunstmatige intelligentie en kwantumcomputers rukken op. Schakers moeten het al tegen computers afleggen en menselijke hersenen evolueren – als ze überhaupt nog evolueren – een stuk minder snel dan computers. Maar er is één ding dat computers niet kunnen en nooit zullen kunnen: kleine computertjes ofwel nakomelingen maken. Daar zijn fabrieken voor nodig en fabrieken worden door mensen gemaakt. Daarmee ligt de controle over computers altijd in mensenhanden, in het heden en in de toekomst.

Cyber, de nieuwe messias.