Tag archieven: IQ

Een hapje en een drankje

In de wereld wemelt het van de mensen die menen dat zij slimmer zijn dan de meeste anderen of op zijn minst even slim. Maar wat nu wanneer iemand toch intelligenter is dan jij? Hoe kun je dat eigenlijk weten? Immers, diegene begeeft zich in denkpatronen en gedachtenconstructies die jou boven de pet gaan. Dus hoe kun je zoiets beoordelen?

Door rond te hangen op het balkon van een appartementencomplex.

Je bent je op een zachte lentedag aangenaam aan het verpozen met een glas prosecco of ander mainstream-drankje, een paar schaaltjes tapas en een boek uit een of andere grijze reeks. Langs het schot dat jouw balkon scheidt van dat van de buren zie je dat ook de buurvrouw zich op haar balkon bevindt. Voor zover je kunt ontwaren – de polyester afscheiding onttrekt het tafereel voor een deel aan het zicht – vermaakt zij zich op ongeveer dezelfde wijze als jij. Ook zij is aan het lezen, op het tafeltje naast haar staan een glas port en een kaasplankje. Je kunt niet zien wat zij aan het lezen is, maar het is ten minste een boek.

Je bent nieuwsgierig geworden naar wat de buurman onder jou aan het doen is. Je hijst jezelf overeind en stapt omzichtig naar de balustrade. Daar leun je ver voorover om een blik op het balkon onder je te kunnen werpen. Ook deze buurman blijkt te genieten van het lenteweer. Hij doet dat op zijn eigen wijze, met in de magnetron opgewarmde spareribs, een blikje bier en de laatste uitgave van Voetbal International. Je trekt snel je hoofd terug om voor te zijn dat hij toevallig boven zich kijkt. Gnuivend stel je vast dat je volkomen zicht hebt op wat hij aan het doen is, terwijl hij slechts kan gissen wat jij doet.

Op dat moment begin je je af te vragen wat de buurman boven je aan het doen kan zijn. Je kijkt omhoog en ziet de betonnen barrière die niets meer is dan het eentonige plafond van jouw balkon, maar mogelijk de voedingsbodem vormt voor Joost mag het weten welke escapades van je bovenbuurman. Vertwijfeld keer je je rug naar de balustrade en helt zo ver als mogelijk naar achteren teneinde een glimp van de activiteiten boven je te kunnen opvangen. Niets te zien. Gefrustreerd probeer je te beredeneren wat zich op het balkon boven je aan het afspelen kan zijn. Het moet wel ongeveer hetzelfde zijn als wat jij doet. Of toch niet? Je weet het niet. Je kunt het op geen enkele wijze bevatten.

Ontgoocheld werp je nog maar eens een blik op het balkon onder je.

De slimste thuis

Er zijn veel taboes. Taboes over religie, discriminatie, emoties, over wat je verdient en, nog altijd, over seksualiteit. Over de meeste taboes wordt niet vrijelijk gesproken, want daar zijn het tenslotte taboes voor, maar ze worden wel als zodanig benoemd en daarmee zijn het ook weer niet helemaal taboes meer.

De meeste taboes zijn van alle tijden en van alle culturen, enkele uitzonderingen daargelaten. Zo spelen jachttaboes in Nederland geen rol van betekenis meer. Dat ze er wel ooit geweest zijn, laat bijvoorbeeld het woord ‘beer’ zien, dat is afgeleid van ‘bruin’. Kennelijk meed men in vroeger tijden het oorspronkelijke woord dat we nog tegenkomen in Latijn ursus, Sanskriet ऋक्ष (r̥kṣa) en Oud-Grieks ἄρκτος (arktos), uit respect of uit angst er geen meer te vangen als het beestje bij zijn naam genoemd werd.

Maar er is een taboe waar je weinig over hoort en dat ook niet in gangbare taboe-overzichten voorkomt. Dat taboe heet intelligentie. Het interessante is dat dit taboe vooral leeft onder intelligente mensen. Iemand met een meer dan gemiddelde intelligentie praat niet graag – althans niet in gelijkgestemd gezelschap – over intelligentie. In ieder geval niet over de eigen intelligentie, laat staan dat diegene zijn of haar IQ zal prijsgeven. Want stel je voor dat iemand uit je vrienden- of kennissenkring of, nog erger, je collegiale kring net een paar puntjes of misschien wel enkele tientallen punten hoger scoort. Dan is het voorgoed gedaan met je imago als de intellectueel of het brein van het gezelschap.

‘Ja, maar je IQ kun je nooit precies weten’, hoor ik u al aanvoeren. ‘Een IQ-test is maar een momentopname’. Kan wel zijn, maar een goede IQ-test geeft wel degelijk een indicatie. Wanneer uit een dergelijke test komt dat iemand een IQ van 121 heeft, dan kan dat in werkelijkheid misschien 117 of 126 zijn, maar dan heb je de marges toch echt wel gehad. Dan heb je in de verste verte niet het IQ van Stephen Hawking, ook al was je ten tijde van de test nog zo stomdronken of doodziek.

Wat je vooral niet moet doen, is een IQ verzinnen of je slimmer proberen voor te doen dan je bent, want een beetje intellectueel weet toch wel ongeveer het niveau van iemand anders in te schatten, zeker als hij of zij diegene enigszins kent. En wat als je gevraagd wordt het bewijs op papier te tonen?

Nee. Je IQ, dat is je grote geheim. Dat hou je letterlijk en figuurlijk onder de pet. Hoe kan een schranderik dan toch laten blijken dat hij of zij een IQ-streepje voor heeft op de rest? Door er met omweggetjes aan te refereren, bijvoorbeeld door op te scheppen over opleidingsniveau of maatschappelijke prestaties. Moeilijke woorden bezigen is ook een geliefde methode.

Maar jammer genoeg kunnen hier heel andere factoren een grotere rol hebben gespeeld, zoals doorzettingsvermogen, commercieel talent, vriendjespolitiek, brutaliteit en geluk. Je opleidingsniveau kun je – ook al ben je niet zo slim – stukje bij beetje opkrikken, gewoon door flink en langdurig door te blokken.

Maar je IQ opvijzelen? Met geen pil ter wereld. Dat zit vastgebakken in je hersenen. Het maakt deel uit van je gestel, net zoals je persoonlijkheid, je schoenmaat of de kleur van je ogen.

Wat mijn IQ is? U hebt dit stukje toch wel goed gelezen?