Verslaggevers, nieuwslezers, presentatoren en andere media-ambachtslieden voor wie duidelijk taalgebruik een van de belangrijkste gereedschappen is, krijgen bijna zonder uitzondering spraaklessen. Dat weten we, omdat ze vrijwel allemaal betrapt kunnen worden op hypercorrectheden en omdat het – bij al die verschillende mensen – steeds om dezelfde hypercorrectheden gaat.
Hypercorrectie is het bewust toepassen van bepaald taalgebruik waarvan men in de veronderstelling verkeert dat het juist is, maar dat in werkelijkheid fout is. De ironie wil dat hypercorrectie juist voortkomt uit de angst om fouten te maken. Hypercorrectie is een self-fullfilling prophecy.
Nu de voorbeelden. Moderne dorpsomroepers hebben de neiging om de telwoorden veertig, vijftig, zestig en zeventig daadwerkelijk als zodanig uit te spreken – dus beginnend met een v respectievelijk z – terwijl de taalkundig enige juiste uitspraak feertig, fijftig, sestig en seventig is (strikt genomen zouden we de woorden hier met de taalkundige notatie moeten weergeven, maar dan zouden ze voor u onherkenbaar worden).
De oorzaak ligt voor de hand: men gaat er ten onrechte vanuit dat de schrijfwijze de juiste uitspraak weergeeft. En die schrijfwijze is weer gebaseerd op veertien, vijftien enzovoort waarvan de spelling wél de juiste uitspraak weergeeft. Een dergelijk verschijnsel noemen we spellinguitspraak.
Hoe komt het dat zestig en zeventig met een s moeten worden uitgesproken? Omdat die telwoorden ooit voorzien zijn geweest van een t aan het begin, zoals Middelnederlands tseventich laat zien. Die t heeft zijn sporen achtergelaten in de s -uitspraak van zestig en zeventig, maar is nog volledig zichtbaar in tachtig. Er is ook ooit een tnegentich geweest.
Naar analogie van deze regel kregen veertig en vijftig hun f-uitspraak. Om het allemaal nog een beetje ingewikkelder te maken: de s-uitspraak blijft bewaard in eenenzestig, tweeënzeventig enzovoort, maar de f -uitspraak is afwezig in eenenveertig, tweeënvijftig enzovoort. Volg uw taalgevoel en het komt allemaal vanzelf goed. Of luister naar gewoon hoe mensen op straat het zeggen, want 98 tot 99 procent van de Nederlanders hanteert wel de correcte uitspraak.
De taalkundige Tinbergen had hetzelfde verschijnsel al geconstateerd in zijn ‘Nederlandse spraakkunst’ uit 1957. Daar lezen we: ‘Het is onjuist om in de woorden veertig , vijftig , zestig , zeventig een v , respectievelijk een z te laten horen. De beschaafde uitspraak luidt feertig , fijftig en sestig , seventig .’
Logopedisten zijn hardleers.