Ooit werkte ik in een project samen met iemand uit Canada die vroeger, in de jaren vijftig, uit Nederland was geëmigreerd. Vanuit Schiphol was hij indertijd in zijn huurauto door de Randstad gereden, zijn vroegere woonomgeving. Hij was op weg naar Eindhoven, onze projectlocatie.
Wat hij toen zag, deed hem letterlijk in tranen uitbarsten. Weg waren de stille wegen, de uitgestrekte weilanden en de vlakke horizonten. In plaats daarvan zag hij, ver weg en dichtbij, bijna niets anders dan gebouwen, kassen, wegen, auto’s en mensen, één verstikkende kluwen van steen, glas, asfalt, staal en mensenvlees.
Hoe komt het dat hij in tranen raakte, maar dat de mensen die nu in de Randstad wonen het vaak niet eens door hebben dat ze in een van de dichtstbevolkte gebieden op aarde wonen? Dat verschijnsel heet in de psychologie tolerantie of gewenning. Wanneer je bent opgegroeid in een krioelend mierennest zoals de Randstad of vergelijkbare volgepropte regio in Nederland, dan weet je niet beter.
Dan ben je eraan gewend dat er geen stille plekjes zijn waar je de eenzaamheid kunt opzoeken, dat je alleen in optocht een wandeling kunt maken door een van de piepkleine plukjes kunstmatige natuur, dat je zelfs nergens meer zo maar even met je auto kunt stoppen om in de berm neer te vlijen. Dan heb je ook helemaal niet het idee dat je krap woont. Je vindt een kavel van 300 m2 royaal en een van 600 m2 mega-gigantisch.
Soms, heel af en toe, word je het je bewust. Bijvoorbeeld wanneer je op vakantie bent geweest naar land waar nog ruimte genoeg is. Je stapt uit het vliegtuig en je loopt de van mensen verzadigde aankomsthal van Schiphol binnen. Je stapt in je auto en je wurmt je tussen de fileslinger. Dan zie je het allemaal, die verstikkende klont die die emigrant in huilen deed uitbarsten.
Hoe gedragen mensen zich in zeer dichtbevolkte gebieden? Dat beeldde Bert Haanstra al op treffende wijze uit in zijn film Bij de beesten af uit 1972. Het is dan een hutspot van individualisme, asociaal gedrag, verhoogde criminaliteit en agressie. Hij maakte de vergelijking met muizen waarvan er te veel in een kooi zitten – die beginnen elkaar op te vreten.
Wanneer mensen hun leven lang opgroeien in een met andere mensen overladen leefomgeving waar asociaal gedrag, criminaliteit en agressie gemeengoed zijn, dan worden die als normale gedragsuitingen geaccepteerd, ook door ouders en opvoeders. Dan zijn zoetgevooisdheden als ‘normen en waarden’, ‘kort lontje’ en ‘sociale verantwoordelijkheid’ niet meer dan minuscule spettertjes jodium in een gapende wond.
Hoewel de problemen die door de hoge bevolkingsdichtheid worden veroorzaakt formidabel zijn – asociaal gedrag, woningnood, files, zorgwachtlijsten, gebrek aan leefruimte – durft geen politicus of beleidsmaker over bevolkingspolitiek te reppen. Ooit was er in een Overijssels dorp een VVD’er die de woningnood ter plaatse wilde oplossen door te suggereren dat de mensen er minder kinderen moesten baren. Hij werd bijna gelyncht met een zwarte kous.
Politici zouden eens wat vaker B moeten durven zeggen.