Op ons werk gaan wij niet graag naar het toilet. De redenen hiervoor liggen voor de hand: toiletten op het werk zijn vies en het stinkt er. Nu zou gemakkelijk aangevoerd kunnen worden dat dat een inherente eigenschap is van toiletten, maar er is toch een verschil: toiletten in bedrijfsgebouwen, kantoorpanden en andere openbare of semi-openbare gebouwen zijn viezer dan toiletten thuis.
Kennelijk slaan mensen minder acht op het schoon en netjes houden van toiletten die niet hun eigen toiletten zijn. Sommige mensen laten zelfs met opzet resten achter op andere plaatsen in het toilet dan in de toiletpot, al is de kans daarop in bijvoorbeeld een tankstation een stuk groter dan in een kantoorpand. Ook mogen we ons in Nederland gelukkig prijzen met de constructie van onze toiletten die, in tegenstelling tot die in veel Mediterrane landen, er op gemaakt lijken te zijn zo veel mogelijk binnenboord te houden.
In de meeste grote kantoorpanden worden de toiletten tweemaal per dag gereinigd. Maar hoe kundig ook, de schoonmaaksters strijden er een verloren strijd. Langzaam maar zeker hoopt de viezigheid zich in de loop van de dag op en aan het einde van de werkdag treffen we op de rand van de toiletpot steevast een koeksel aan van urinekristallen en andere viezigheid.
Af en toe kom ik zo’n kloekmoedige schoonmaakster tegen. Bij een van die gelegenheden heb ik de stoute schoenen aangetrokken en gevraagd of er een verschil is in viesheid tussen herentoiletten en damestoiletten. Tot mijn verrassing leerde ze mij dat damestoiletten hierin bepaald niet onder doen voor toiletten van de andere partij. Dames schijnen nogal eens het contact met de toiletbril te willen mijden, wat desastreuze gevolgen heeft voor de hygiëne van het toilet.
Maar al die viezigheid valt in het niet bij de groene deeltjes die velen van ons wel eens aantreffen in het toilet. De plaats en hoogte waar deze deeltjes zich bevinden – op de deur, de deurposten of de delen van de muren daar vlakbij en minder dan een meter boven de grond – tonen onomstotelijk aan dat iemand ze gelanceerd heeft tijdens het doen van een behoefte waarbij een zittende houding vereist is.
Mogelijk beogen de personen in kwestie meer efficiency te bereiken door het ledigen van meerdere lichaamsopeningen tegelijkertijd, maar dit gegeven is helaas onbruikbaar voor het kunnen identificeren van de dader. Hooguit kan aan de hand van de versheid van de deeltjes – zacht en smeuïg dan wel hard en verdroogd – heel grofweg iets worden gezegd over het tijdstip van achterlaten ervan.
Het toilet op het werk is een uitlaatklep voor viespeuken.