Aan de andere kant van het hek

Tien kleine bestuurdertjes, die zaten op een hek. Ze lonkten naar het Westen, want daar zaten de besten. O, wat wilden ze ook graag meetellen, en zich niet meer achteraan hoeven opstellen.

Bedrijventerreinen Bertje legde een groot industrieterrein aan, vlak buiten het dorp. Want er moesten ondernemers komen, kantoren, werk, alles op een steenworp.

Kassen Kareltje lokte tuinbouwers uit het overvolle Westland. Hij riep: ‘Hier is genoeg land!’

Varkensstallen Vincentje bouwde een varkensflat; de varkensboeren uit het met gier doordrenkte Brabant hadden dolle pret.

Kavel Keessie verkocht stukken bouwgrond, want er moest geld komen en al die mensen moesten toch ergens wonen.

Woonwijken Wimpie bouwde woningen. Twee-onder-een-kapwoningen, vrijstaande woningen, villa’s, nog grotere huizen. Hij wilde geen woningen voor arme luizen.

Randwegen Robbie legde een randweg aan rond het dorp. ‘Ringweg’ stond er in de brochure, dat gaf pas allure.

Rotonde Ruudje bouwde rotonde’s, parkeerplaatsen, pleinen, voor de SUV-rijders en andere maatschappelijk niet-kleinen.

Winkelcentrum Woutje fleurde de oude dorpskern op, met een Blokker, een DA en een Albert Heijn, dat vond iedereen vast reuzefijn.

Sporthallen Sjoerdje legde een voetbalveld aan en bouwde een immense sporthal. Tevreden tuurde hij rond en dacht: ‘Komen jullie al?’

Waterplassen Pietje groef en groef en groef, een grote blauwe plas. Want westerlingen die het zonder Blauwestad zouden moeten stellen, dat gaf geen pas.

Maar o jee, de mensen trokken weg, weg uit de Nederlandse randen, naar het Westen, naar Randstedelijke panden. De kavels bleven onverkocht, de bedrijventerreinen leeg, wat men ook vermocht.
De tien bestuurdertjes zaten beteuterd op het hek en riepen naar elkaar: ‘Jij bent gek!’, ‘nee, jij! Gek!’. Ze begonnen elkaars inwoners weg te lokken, met nog grotere sporthallen, nog grotere villa’s, maar al gauw zaten ze met de allergrootste brokken.

Tien kleine bestuurdertjes, die zaten op een hek. Ze lonkten naar het Westen, want daar zaten de besten. Ze mochten niet meer meetellen, en moesten zich voor altijd achteraan opstellen.