Nederlanders staan bekend om hun zuinigheid. Geen land ter wereld waar per hoofd van de bevolking zo veel wordt gespaard als in Nederland. De uitdrukkingen ‘going Dutch’ (iedereen betaalt voor zichzelf in het restaurant) en ‘kijken, kijken, niet kopen’ zijn wereldwijd bekend. In België kent men de grap dat de eerste koperdraad is ontstaan doordat twee Nederlanders ruzieden om een cent.
Nederlanders hebben snel de neiging de wenkbrauwen op te trekken bij luxe en overmatigheid, zoals menig bestuurder steeds weer ondervindt wanneer een salarisverhoging of bonus in de openbaarheid komt. De uitdrukking ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ is veelzeggend. Overdaad wordt hier niet gewaardeerd. Soberheid is de boodschap, zoals ook te zien is aan de goedkope en sjofele kleding van veel Nederlanders. Dit is de reden waarom Nederlanders vaak als zodanig herkenbaar zijn in het buitenland.
De krenterigheid van de Nederlanders wordt wel vereenzelvigd met het calvinisme, vernoemd naar Johannes Calvijn. Hij was een van de voorvechters van de reformatie en het daaruit voortgekomen protestantisme als kritiek op de misstanden van het rooms-katholicisme. Dateert die gierigheid van de Nederlanders dan uit de tijd van de reformatie?
Noppes, de reformatie werd juist mede gevoed door de al heersende cultuur van schraperigheid. Vanuit deze cultuur kon er gemakkelijker kritiek ontstaan op het uiterlijk vertoon en de pracht en praal van het katholicisme. Het calvinisme werd nadien een handig label voor de Nederlandse cultuur van krenterige benepenheid. Het gaat hier overigens steeds om autochtone Nederlanders, zoals mensen met een migratieachtergrond hartgrondig kunnen beamen.
De Nederlandse cultuur van vrekkigheid is al duizenden jaren oud en komt voort uit de even oude strijd tegen de elementen. Barre weersomstandigheden en overstromingen maakten dat er spaarzaam moest worden omgegaan met de bestaansmiddelen. Verspilling en lekker onderuitzakken waren uit den boze. Alle zeilen moesten worden bijgezet om het hoofd boven water te houden en huis en haard te beschermen.
Die ontberingen speelden vooral in de westelijke provincies, Friesland, Groningen, in het rivierengebied en waar nu de polders zijn. In de zuidelijke Nederlanden waren de klimatologische omstandigheden gunstiger en de gronden hoger gelegen, zodat men hier meer de gelegenheid had om het glas te heffen bij een copieuze maaltijd. Hier konden het katholicisme en het Bourgondische leven dan ook blijven gedijen.
Die verschillen zijn tot op de dag van vandaag zichtbaar.
Waar komt u eigenlijk vandaan?