Elk jaar weer vindt het Groot Dictee der Nederlandse Taal plaats (vanaf 2018 op de radio, voorheen op televisie), waarin zowel Vlaamse als Nederlandse kandidaten kunnen laten zien hoe goed zij zijn in het uit het hoofd leren van details en pietepeuterige spellingregeltjes.
De Nederlandse spelling is gebaseerd op een aantal principes die elkaar stuk voor stuk bijten: het fonetische principe, het morfologische principe en het etymologische principe.
Het fonetische principe houdt in dat woorden worden geschreven zoals ze worden uitgesproken. We schrijven straks en niet bijvoorbeeld starakasa zoals de Hittieten misschien gedaan zouden hebben.
Het morfologische ofwel eenvormigheidsprincipe zegt dat we ik bied moeten schrijven in plaats van ik biet – ondanks dat er toch duidelijk een t aan het einde van bied te horen is – omdat we ook wij bieden schrijven, waarin we wel een d horen.
Het etymologische principe ten slotte schrijft voor dat de spelling is gebaseerd op de herkomst van de klank of de vorm. Daarom schrijven we bijvoorbeeld de ei -klank op twee verschillende manieren, ij en ei, omdat de uitspraak tussen die twee vroeger verschilde.
Ook bij de schrijfwijze van leenwoorden zien we meestal het etymologische principe toegepast. Leenwoorden die al heel lang geleden zijn gepikt, zijn intussen zo vernederlandst dat ze niet meer als vreemde woorden herkenbaar zijn. De meeste mensen weten niet dat woorden als straat, brief en koken door de Romeinen zijn geïntroduceerd en dus uit het Latijn afkomstig zijn. Maar verse leenwoorden worden meestal op dezelfde manier geschreven als de oorspronkelijke eigenaren dat doen. Daarom schrijven we computer en chauffeur en niet kompjoeter en sjofeur.
Het baseren van de spelling op zoveel verschillende principes deugt van geen kanten. Het morfologische en het etymologische principe veroorzaken alleen maar verwarring en zorgen ervoor dat bijna niemand van die meer dan twintig miljoen Nederlandstaligen foutloos kan schrijven. Of een werkwoordsvorm nou wel of niet met d, t of dt moet worden geschreven, behoort tot de grootste kwelgeesten van onze spelling en is volkomen overbodig. Een dentaal (t of d) wordt in het Nederlands aan het einde van een woord altijd stemloos, dus als t uitgesproken. Er is niets op tegen om ik antwoort, jij antwoort, hij antwoort en ik heb geantwoort te schrijven, ondanks dat de onbepaalde wijs antwoorden is. Uit de context wort altijd ondubbelzinnig duidelijk wat er bedoelt wort.
Elk Groot Dictee bevat steeds maar weer flauwigheden als leenwoorden, samenstellingen en woorden met kommaatjes, streepjes en andere frutseltjes. Zulke gedrochten van spellingregels vind je in een aantal landen met een lange geschreven traditie zoals Engeland, Frankrijk en Nederland. In die landen zijn op een zeker moment enkele starre, oude mannen bij elkaar gaan zitten om voor te schrijven hoe iedereen de lettertjes op papier moet zetten.
Maar een taal evolueert in de loop der tijden. Woordenschat, zinsbouw, grammatica en uitspraak veranderen voortdurend en eens komt het moment dat de gesproken taal gaat afwijken van de geschreven taal. De meeste taalveranderingen gaan heel langzaam, maar nog altijd in een hoger tempo dan diezelfde starre, oude mannen bereid zijn om de spellingregels aan te passen. Met als gevolg dat we Engels thought, Frans paix en Nederlands wrijven (de werkelijke uitspraak is vrɛɪvə) moeten schrijven, spellingen die ons meer leren over de vroegere uitspraak dan over de moderne. Het dwingt kinderen om naast de spellingregels het woordbeeld van veel woorden uit het hoofd te leren. Zo bezien is onze spelling niet veel beter dan de Chinese.
In tal van taalgemeenschappen is het beter geregeld. In bijvoorbeeld het Georgisch – overigens ook een taal met een lange literaire traditie – geeft de schrijfwijze bijna precies de uitspraak weer. Ook laat men in Georgië de spelling op tijd mee veranderen met de taal, zodat de mensen daar het schrijven een stuk gemakkelijker afgaat dan hier het geval is. Een Groot Dictee der Georgische Taal zou dan ook weinig zin hebben.
Eens in de zoveel jaar worden hier een paar piepkleine spellinghervorminkjes doorgevoerd. Maar hoe miniem ook, ze gaan altijd gepaard met hevige en emotionele discussies.
Die spellingdiscussie is eigenlijk een strijd tussen al die miljoenen kinderen en volwassenen die moeite hebben om goed te (leren) schrijven en een handjevol fossiele intellectuelen die hun stoffige, vergeelde boeken in de oorspronkelijke spelling willen blijven lezen.